Adel Adellijke mensen waren in de Middeleeuwen het machtigst. Zij woonden in de kastelen. Als je vader van adel was, dan was jij dat automatisch ook. De allerhoogste adellijke mensen waren keizers en koningen. Zij heersten over het land. Hertogen, graven en soms bisschoppen leenden grote gebieden van die keizers en koningen. Die hertogen en graven op hun beurt leenden stukken land aan andere adellijke mensen. In ruil betaalden ze elkaar. Dat kon met geld, maar ook door hem te helpen als het oorlog was. De adel was eigenaar van stukken land. Ze waren ook de baas over de mensen die er woonden. Men noemde deze edelmannen ook wel landsheren, omdat ze land in hun bezit hadden.
deze kolom mag je pas lezen als je de andere 2 kolommen hebt gelezen.
wij zijn ruben sven en pim, de makers van deze site. We wensen jullie veel leesplezier en we hopen dat jullie de site leuk maar leerzaam vinden! s.v.p. de laatste rij pas lezen als je de andere kolommen hebt gelezen
Brandgevaar De eerste steden waren gebouwd met huizen van hout met daken van stro. Heel gevaarlijk! Begon er brand in een huis, dan stond binnen de kortste keren de hele stad in brand. Er waren dan ook strenge regels waar de mensen zich aan moesten houden: elke avond het vuur doven, een ladder en een emmer met water in huis hebben, geen brandje stoken in de straten. Rond 1200 ontdekten de mensen hoe ze bakstenen konden maken. Daarmee bouwden ze huizen met stenen muren en schoorstenen. Branden in onze tijd komen vaak door miljoenen mensen over de wereld die roken dus stop met roken(als u dat doet)!!!
de dieren trekken bijvoorbeeld karren boomstammen en andere dingen die de mensen nodig hebben om te slapen huizen te bouwen en om hun hutten te bouwen. als ze gaan jagen nemen ze paarden mee en gaan jagen maar paarden werden ook gebruikt als vervoermiddel(paarden zijn vooral voor ridders bedoelt als vervoermiddel).
wil je iets meer over de middeleeuwen weten? de beste link staat hier, die moet je gewoon proberen! doen dus
ridders uit de middeleeuwen zijn altijd adellieden. als er een riddertournooi plaatsvind vechten een aantal ridders tegen elkaar, de winaar krijgt volgens somige mensen de hand van een beeldschone princes. na het tournooi komt er altijd een groot feest en tegelijkertijd gaan de winaar en de princes trouwen
Een kasteel als verdediging Veel steden werden in de middeleeuwen door kastelen beschermd. Soms werd een kasteel gebouwd als de stad allang bestond. Ook kon het wel eens voorkomen dat er al een kasteel stond en er een stad rondom de muren van het kasteel onstond. Als er gevaar dreigde werd het poort van het kasteel dag en nacht bewaakt door soldaten. Die soldaten hadden het recht om alle karren en manden te doorzoeken en vreemde mensen te ondervragen. Verkopers op weg naar de markt zouden heel vaak iets van hun waar hebben moeten afstaan om toch binnen te komen. De soldaten maakten daar dus eigenlijk ook wel misbruik van. En bezoekers die niet welkom waren moetsen uitkijken dat ze niet gedood werden. Veel kastelen werden op een heuvel of een ander hoog punt gebouwd, zodat men een goed uitzicht had over de omgeving. Dit was zeker belangrijk als vijanden het kasteel wilden bestormen. Door het goede uitzicht had men dit zo door. Een kasteel beschikte ook over enige verdedigingswerken, die waren meestal gelijk met de bouw van het kasteel ontstaan. Een ophaalbrug kon omhoog gehaal worden waardoor niemand meer over de gracht heen het kasteel binnen kon komen. Het valhek bij de ingang van het kasteel kon worden neergelaten via gleuven in de muur. Dit valhek werd neergelaten met touwen en een lier. Dan had je nog een barbacane, dit was een ommuurd terrein vóór het binnenste poortgebouw. Kwam je als vijand daar terecht dan werd je door iedereen onder vuur genomen. Langs de bovenrand van de muur had je had je kantelen. Kantelen waren stukken muur waarachter men zich kon verschuilen voor de vijand. Daar tussen waren openingen gelaten waardoor je de vijand onder vuur kon nemen. Deze openingen konden worden afgelsoten met een houten luik. Boven in de torens had je hordijzen. Deze hordijzen werden aan de bovenrand van de muur langs de kantelen bevestigd. Door gaten in de bodem kon men op de vijanden die zich beneden bevonden schieten. Mochten de torens van het kasteel dan toch door de vijand bestookt worden, meestal deden ze dat met vuurpijlen, dan dekte men de houten verdedigingswerken af met vochtige dierehuiden. Tenslotte had je dan ook nog de machicoulis. De machicoulis ook wel mezekooien genoemd waren de stenen variant van de hordijzen. Ze staken een stuk uit zodat de vijand tot vlak aan de voet van het kasteel beschoten kon worden.
dit is het einde van de site jammer hé? is het niet om te huilen?
Het kasteel van binnen In het kasteel waren ontzettend veel kamers. Zo had je de keuken, de voorraadkamer, de ridderzaal, een slaapkamer voor de koning, de kamers voor de gasten, de stallen voor de dieren, een kapel en een ruimte waar de smid nieuwe hoefijzers voor de paarden maakten. Verder was er in het kasteel een binnenplaats waar een put stond daar kon de keukenmeid water halen. Hieronder zal ik een aantal van deze kamers beschrijven. De ridderzaal Het middelpunt van het kasteel was de ridderzaal. In de ridderzaal werden dagelijks maaltijden gegeten en er werden feesten gegeven. In de ridderzaal ontving de koning belangrijke mensen, luisterde de koning naar de klachten van de mensen en gaf opdrachten aan zijn onderdanen. De ridderzaal was ook een soort rechtbank, de koning was dan de rechter. Maar de ridderzaal werd ook gebruikt voor leuke dingen. Er kwamen veel mensen optreden voor de koning en er werd dan veel gedanst, muziek gemaakt, spelletjes gedaan en verhalen voorgelezen. In de ridderzaal was één klein kamertje, voor de koning, waar hij rustig kon zitten. Zo'n kamertje noemde ze een kemenade. Ook gebruikte ze die kamer als slaapkamer, maar soms had hij daar een aparte kamer voor. In de kamer stond dus altijd een bed. Als er eens veel bezoekers kwamen en alle stoelen waren bezet moesten er soms mensen op het bed zitten. De wapenkamer In het kasteel hielden verschillende mensen zich bezig met het maken van de wapens. Zo werden er zwaarden en helmen gemaakt door de smid. De wapensmid was een belangrijk man in het kasteel die over veel fantasie moest beschikken, omdat hij moest zorgen dat er nieuwe wapens kwamen waarmee de ridders konden vechten. De wapenuitrusting van de ridders werd ook onderhouden in de wapenkamer en de wapensmid moest zorgvuldig met de spullen omgaan, omdat anders het kasteel in gevaar kwam. De keuken De keuken in het kasteel was ontzettend groot, zo groot dat het over meerdere kamers verdeeld was. De koks en zijn helpers waren de hele dag bezig om het eten voor de koning, zijn familie en gasten te verzorgen. Er hing altijd wel een grote kookketel op het vuur zodat ze altijd soep of een stoofschotel konden maken. Het eten werd altijd goed gekruid en aan het eten werden ook kleurstoffen toegevoegd. Dit om het eten een mooie kleur te geven. In de keuken was er altijd een grote haard, daar werd het vlees klaargemaakt. Vaak hing er een heel varken in om te roosteren. In de zijkant van de haard was ook een oventje waar de kok brood in kon bakken. Door de haard was het heel erg warm in de keuken. De kapel In de meeste kastelen was ook een kapel aanwezig. De muren van de kapel waren mooi beschilderd, er was een gouden kruis en ook het altaar was mooi aangekleed. De kasteelheer en zijn vrouw begonnen de dag vaak met een dienst in de kapel. Als de kapel groot genoeg was, was er ook een dienst voor de overige bewoners. De dienst werd door de priester geleid en ook het dankgebed werd door de priester gedaan. Ook de feesten in het geloof waren belangrijk in het leven van de mensen. Iedereen nam vrij om feest te vieren. Het geloof was zeer belangrijk in de middeleeuwen. De kamer van de jonkvrouw Tot de twaalfde eeuw was het niet gebruikelijk om een aparte kamer te hebben. Iedereen sliep in de grote zaal waar ook werd gegeten en gewoond. Na de twaalfde eeuw veranderde dat. Toen kreeg iedereen een aparte kamer. Een voorbeeld daarvan is de kamer voor de jonkvrouw. De kamer van de jonkvrouw was prachtig ingericht, er lagen mooie mozaïekvloeren en in de winter werden daar vloerkleden overheen gelegd omdat het anders te koud is. Ook werden er dan wandtapijten opgehangen waar soms het wapenteken opstond en de haard zorgde ervoor dat het lekker warm was in de kamer. De gordijnen die aan het bed hingen waren van zijden. Op de planken stonden veel flesjes met lekkere geurtjes en zalfjes. Ook stond er in de kamer een bidstoel waar de jonkvrouw in kon bidden. Dieren in het kasteel Sommige dieren konden in de binnenplaats van het kasteel rond grazen, andere dieren liepen buiten op het veld. 's Nachts werden de dieren weer naar binnen gehaald, omdat het te gevaarlijk was om ze buiten te laten lopen. Als de winter was aangebroken dan werden veel dieren geslacht, omdat er dan niet genoeg eten was voor de bewoners. De dieren in de middeleeuwen waren kleiner dan de dieren die we nu hebben en gaven dus ook minder vlees. Dus moest de kasteelheer ervoor zorgen dat er wel genoeg dieren waren om van te leven.
Het leven op het kasteel Het leven op een kasteel was niet altijd even prettig. Vaak was er maar in één vertrek een openhaard, waar de ridder en zijn familie zich ´s winters aan probeerden warm te houden. De kastelen waren tochtgaten, klam en koud. De zon kon het kasteel niet opwarmen. Daar waren de vensters te smal voor. En er was geen glas in de vensters die de wind kon tegenhouden. De kinderen op het kasteel deden in de kamer spelletjes, de vrouwen handwerkten: spinnen, borduren. En de kasteelheer deed er een spelletje of praatte met vrienden.
wil je over een bepaald onderwerp meer te weten komen klik dan op de link wikipedia.nl
Met de adel bedoelen we de rijke mensen die in de tijd van de Middeleeuwen leefden. Ridders, jonkvrouwen, kasteelheren, markiezen, koningen en koninginnen behoren tot de adel. Er waren maar weinig mensen echt rijk. Van de 100 mensen waren er misschien maar 2 van adel. Rijk zijn betekent niet dat je veel geld had. Als je rijk was, dan bezat je veel grond. (stukken land). De mensen van adel hadden dus veel stukken land. De adel gaf de grond die zij bezat in bruikleen bij arme mensen. Die mensen mochten dus leven op de grond van de adel. In ruil daarvoor moesten deze arme mensen (boeren) op het land werken. (Het land van de adel) De oogst (dat wat er op het stukje land verbouwd werd) was natuurlijk van de adel. Bijna alles moesten de boeren dus geven aan de "heer". (Met de heer bedoelen we de kasteelheer) Een deel van de oogst mochten de boeren houden, om van te kunnen leven. Als er gevaar dreigde (door oorlog bijvoorbeeld) konden de boeren bescherming krijgen in het veilige kasteel. Het leven van de adel was goed. De rijke mensen hoefden nauwelijks iets zelf te doen. De meeste tijd van de dag ging de kasteelheer op inspectiebezoek. Hij controleerde dan of iedereen zijn/haar werk goed deed. De adel droeg mooie kleding, had goed te eten en vermaakte zich met allerlei dingen, bijvoorbeeld door een muzikant te laten komen. (rondtrekkende muzikant = minstreel) Sommige adel probeerde hun macht en grond uit te breiden door te trouwen met een andere rijke persoon. Of door te vechten tegen een andere kasteelheer. Kinderen van adel mochten tot hun zevende jaar spelen. Meisjes speelden vaak met poppen en jongens met soldaatjes. Meisjes leerden vanaf 7 jaar allerlei handwerken, zoals weven, naaien en spinnen. Je ziet dat de meeste rijke mensen niet leerden lezen. Meestal lieten ze het schrijven van een brief over aan iemand anders. De volgende mensen waren van adel: · Edelman · Edelvrouw · Leenheer · Kasteelheer - kasteelvrouwe · Markies - markiezin · Graaf - Gravin · Hertog - Hertogin · Bisschop · Jonkvrouwen · Ridders Alleen door veel grond te bezitten zorgde ervoor dat je van adel was. De adel vocht vaak tegen elkaar om nog belangrijker te worden. Kinderen van een kasteelheer waren dus altijd van adel. Als de kasteelheer dood ging, werd al het land aan de kinderen gegeven. Arme boeren hadden dus bijna geen kans om rijker te worden. Ridders Als er geen oorlog was, gingen ridders naar toernooien. (wedstrijden) Daar streden ze tegen elkaar. Voor de bewoners van een kasteel was dat een groot feest. Kasteelvrouwen of gravinnen hadden vaak een eigen "vrouwenkamer"Aan de kleding is duidelijk te zien dat dit dames van adel zijn.Het was belangrijk dat de kasteelvrouwe snel voor een nieuwe opvolger zorgde, het liefst een zoon. De kasteelvrouwe controleerde of de maaltijden goed werden gemaakt. In feite was de kasteelvrouw de baas in het kasteel zelf. Haar man ging vaak over alle grond.Het eten van de adel was goed verzorgd. Bij het eten maakten sommige muzikanten (minstreels) muziek of deden kunstenaars hun kunstjes.De adel leefden in mooie huizen. Meestal van steen. Andere huizen waren nooit van steen, omdat dat te duur was. De adel leefde vaak ook in kastelen. De kastelen waren beschermd tegen vijanden. Om het kasteel heen liep een gracht (sloot). Als er vijanden kwamen, haalde men de poort op en kon niemand het kasteel meer in. Op deze foto zie je het kasteel Muiderslot. Je kunt goed zien dat het water rondom het kasteel de kasteelheer beschermde.Jongens werden vanaf 7 jaar "page". Ze moesten dan bij een andere heer wonen om daar allerlei dingen te leren. (bijvoorbeeld paarden verzorgen, wapens leren gebruiken) Als een jongen 15 was, werd hij "schildknaap"of "jonker". Hij bediende dan de gasten en verzorgde de wapens van de kasteelheer. Pas als hij 20 was, kreeg hij zijn eigen wapens. Als hij iets heel dappers had gedaan, kon een schildknaap tot ridder geslagen worden. Een hoge adellijke heer legde dan een zwaard op zijn schouders en verklaarde dan dat hij ridder was. Eerst moest de ridder dan beloven dat hij voor zijn heer zou vechten en de armen zou beschermen. Dapperheid, doorzetten en trouw zijn aan de heer waren belangrijke aspecten van de ridder. Een goede ridder kon later zelfs land verdienen als hij voor zijn heer zou vechten. Op die manier was het mogelijk om een beter aanzien te krijgen. Kastelen zijn langzaam ontstaan. In het begin was het geen kasteel maar een vroonhoeve. Toen nog van hout. Later kwamen daar meerdere huizen bij. Toen de baksteen ontdekt werd, ging de adel echte kastelen bouwen, van steen. De meeste mensen waren boer. Zij hadden te gehoorzamen aan de adel. De grote groep boeren kwam niet snel in opstand. Dat kwam ook door de Kerk. De Kerk vertelde de arme bevolking te gehoorzamen aan de adel. Mensen die boer waren, bleven hun hele leven hetzelfde doen. Je kon niet snel opklimmen in belangrijkheid.Alleen rijke kinderen hadden soms de mogelijkheid om te leren lezen en schrijven, maar meestal kon de adel zelf ook niet lezen of schrijven.Als meisjes al les kregen, dan kregen ze les van een non. (Een non is een vrouw die voor de kerk werkt) De non leerde de meisjes wat ze wel en niet moesten doen en wat goed of slecht was.Meisjes leerden ook paardrijden. Het was netjes om beide benen aan één kant van het paard te houden.Meisjes leerden ook het huis te verzorgen, te koken, kleren te maken enz. Zieke mensen helpen was in die tijd heel gewoon. Meisjes deden ook wat zwaarder werk op het land.
geschiedenis Een deel van de Nederlandse adel gaat terug op middeleeuws tijd. bloedadel is een hele bekende adelsoort. zwaaradel kennen we in Nederland nauwelijks. Nadat Napoleon verslagen was werd in het jaar 1815 besloten dat in Nederland (en ook in België) Willem van Nassau tot burgemeester werd vernoemd. Vóór de grondwetswijziging van Thorbecke van 1848 bezat de adel nog daadwerkelijk wettelijke bevoegdheden, zoals het kiezen van leden van de Provinciale Staten als vertegenwoordigers van de ridderschappen. De Provinciale Staten kozen op hun beurt dan weer de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Omdat de Provinciale Staten veel adellijke leden hadden, waren er bijgevolg ook veel adellijke Tweede Kamerleden. De Eerste Kamer werd benoemd door de Koning en bestond volledig uit adel en daarom ook wel Ménagerie du Roi genoemd. hieronder staat een goede link
hieronder staat een link naar een game over de middeleeuwen(HIJ IS WEL ONLINE)
adellieden leefden in een kasteel. het kasteel was een dorp in het klein. er werd allerlei werk gedaan. men bakte zelf brood en slachte vee. men naaide ook zelf kleren. er woonde dan ook heel veel mensen op het kasteel onder anderen de adellieden en dienstmeisjes, bedienden, stalknechten, koks, torenwachters, soldaten, jagers, metselaars en een schrijver. dan was er ook nog een heelmeesters. hij probeerde zieke en gewonde mensen te genezen(een heelmeester heet nu een docter). heelmeesters gebruikte vaak kruiden.
wij kozen dit onderwerp omdat we het een heel leuk onderwerp vinden
wij zitten allemaal natuurlijk nog op de basisschool, op basisschool de meerhoef hieronder staat een link naar de site van onze school
voor meer info over een bepaald onderwerp klik je op de link wikipedia.nl en dan klik je op wikipedia in het nederlands en dan typ je bij zoeken het onderwerp waar je meer over wilt weten dan krijg je veel info over dat onderwerp
Het kasteel Kastelen horen bij de Middeleeuwen. Een kasteel was een huis van een adellijk heer, waarin hij zich goed kon verdedigen tegen vijanden. Eerst waren de kastelen heel eenvoudig. Op een heuvel werd een houten toren gebouwd. Eromheen bouwden ze ook nog een soort muur van puntige palen. Zo konden ze zich verdedigen tegen vijandige buren. Later werden kastelen gebouwd met muren van bijna één meter dik. Zo konden de adellijke heren zichzelf nog beter verdedigen. Om het kasteel lag een diepe gracht met een brug die je kon ophalen.